Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSchrijver, P.C.H.
dc.contributor.authorSchram, I.D.
dc.date.accessioned2014-07-28T17:00:50Z
dc.date.available2014-07-28T17:00:50Z
dc.date.issued2014
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/17240
dc.description.abstractDit onderzoek beoogt een overzicht te geven van de betekenis en etymologie van veertien woorden voor granen (tarwe, rogge, gerst en haver) in het Oudiers en Middelwelsh. Hieruit wordt zichtbaar dat er veel vervanging en nieuwvorming heeft plaatsgevonden sinds het Proto-Keltisch en de soms onverwachte herkomst van deze woorden geeft inzicht in taalcontact en historische akkerbouw. Enkele gepubliceerde etymologieën voor cruithnecht, gwenith (en de connectie tussen die twee), tuirenn en suillech worden formeel onmogelijk bevonden. Nieuwe etymologieën worden voorgesteld voor cruithnecht, éornae, ibdach (welke geografische connecties hebben) en suillech.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent346644
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleGraanterminologie in het Oudiers en Middelwelsh
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordshistorische taalkunde, Oudiers, Middelwelsh, Proto-Keltisch, landbouw, etymologie, leenwoord, cruithnecht, gwenith, tuirenn, suillech, rúadán, máelán, secal, rhyg, éornae, ibdach, heid, corcae, ceirch, serbán
dc.subject.courseuuKeltische talen en cultuur


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record