dc.description.abstract | Deze scriptie betreft een etnografisch onderzoek naar grensoverschrijdende communicatie in Zuid-Limburg op de Nederlands-Duitse grens. Gespreksdeelnemers in grensoverschrijdende communicatie kunnen kiezen tussen bepaalde communicatieve modi, zoals (1) het spreken van de taal van de ander, (2) het spreken van een Lingua Franca; een taal welke voor beide gespreksdeelnemers niet de moedertaal is (bijvoorbeeld Engels), (3) het gebruik van code-wisseling (waarbij er door dezelfde spreker wordt gewisseld tussen verschillende talen), (4) het gebruik van Lingua Receptiva, ook wel bekend in het Nederlands als ‘luistertaal’ waarbij de sprekers gebruik maken van hun passieve vaardigheden en beiden een verschillende taal spreken die de andere gespreksdeelnemer begrijpt, of (5) het gebruik van een dialect dat aan beide kanten van de grens gesproken wordt. Lingua Receptiva en dialect als communicatieve modus staan centraal in deze scriptie. De factoren die de keuze voor een bepaalde communicatieve modus beïnvloeden en de relatie tussen Lingua Receptiva en dialect worden hierbij onderzocht. De hoofdvraag van het onderzoek is als volgt:
“Hoe functioneert het keuzeproces betreffende Lingua Receptiva en dialecten in grensoverschrijdende communicatie in Zuid-Limburg?”
Lingua Receptiva (LaRa) als recent fenomeen in onderzoek naar grensoverschrijdende communicatie is een interessant en nieuw onderzoeksveld (Beerkens, 2010; Braunmüller, 2013; Rehbein et. al., 2011; ten Thije, 2013). Samen met de vitaliteit van de Limburgse dialecten (Cornelissen, 1995; Cornips, 2013; Driessen, 2005; Kroon & Vallen, 2004) - welke van oorsprong onderdeel zijn van een dialectcontinuüm dat de landsgrenzen overschrijdt - zijn deze twee communicatieve modi interessant en relevant voor onderzoek naar grensoverschrijdende communicatie in Zuid-Limburg. Deze communicatieve modi in combinatie met het hedendaagse Europese perspectief van Zuid-Limburg dat in contrast staat met de samenwerking met de rest van Nederland – ‘Holland’ in de Limburgse volksmond – en de vele transnationale activiteiten op zowel economisch, sociaal en cultureel gebied en de unieke ligging en historie maakt deze grensregio tot een interessante casus (Euregio 2018, n.d; Knotter, 2008; Limburg 2012, n.d.).
Het onderzoek is uitgevoerd in twee domeinen: het gouvernementele domein welke overheidscommunicatie betreft tussen Nederlandse en Duitse gouvernementele instituties en het commerciële domein welke grensoverschrijdende klant-verkoper interactie betreft in Nederlandse en Duitse winkels in de grensregio. Het onderzoek resulteert in een weergave van de common ground – gedeelde kennis - welke de gespreksdeelnemers delen over de interactieregels in grensoverschrijdende communicatie (Koole & ten Thije, 2001). Modellen zijn ontwikkeld welke de factoren van invloed op de keuzes voor een bepaalde communicatieve modus, en hiermee de common ground, weergeven.
Geconcludeerd kan worden dat Lingua Receptiva zowel in het gouvernementele domein als het commerciële domein in Zuid-Limburg een rol speelt, al zijn er andere factoren van invloed op de keuze voor deze communicatieve modi. In het gouvernementele domein wordt LaRa gesproken wegens regelgeving over het spreken van de eigen taal, middels een top-down constellatie; er bestaan regels over het taalgebruik die het gebruik van de eigen taal voorschrijven. In het commerciële domein ontstaat het gebruik van LaRa op een spontane manier, in een bottom-up constellatie waarbij de afwezigheid van een actieve taalvaardigheid in de taal van de ander leidt tot het gebruik van LaRa. Dialect wordt niet toegepast als communicatieve modus ‘taal van de ander’ waarbij beide partijen dialect spreken. Dialect wordt wel gebruikt als vorm van LaRa. Lingua Receptiva en dialect concurreren dus niet met elkaar maar vullen elkaar aan, waarbij er sprake is van twee vormen van LaRa: Nederlands - Duits en dialect – Duits. | |