Verschillen in de effecten tussen pre-universitaire- en schoolcampusprogramma’s voor getalenteerde vwo-leerlingen: De beginsituatie van de leerlingen

Abstract

In het reguliere onderwijs zijn er leerlingen die behoefte hebben aan extra educatieve activiteiten. Verscheidene onderzochte onderwijsmodellen naar aanpassingen in de klas, laten geen positieve effecten zien. Op veel middelbare scholen worden speciale schoolprogramma’s georganiseerd, waar deze positieve effecten wel te zien zijn. Echter, scholen geven steeds vaker aan dat ze deze leerlingen niet kunnen bieden wat ze nodig hebben. Speciale pre-universitaire programma’s, georganiseerd door universiteiten, komen de scholen en de leerlingen hierin tegemoet, maar hebben een beperkt aantal beschikbare opleidingsplaatsen. Schoolcampusprogramma’s, waarbij talentbevorderende aspecten van pre-universitaire- en schoolprogramma’s worden gecombineerd, maken het mogelijk dat er meer leerlingen kunnen deelnemen aan dergelijke programma’s. Daarnaast kunnen scholen zelf ook bijdragen aan het ontwikkelingsproces van deze leerlingen. Er is nog weinig bekend over de mogelijke (leer)opbrengsten van schoolcampusprogramma’s. Dit onderzoeksproject kan gezien worden als een startpunt van een groter onderzoek naar de verschillen tussen de (leer)opbrengsten van een pre-universitair- en een schoolcampusprogramma. Er wordt gekeken in hoeverre de beginsituatie van leerlingen die deelnemen aan een pre-universitair programma of een schoolcampusprogramma verschilt. Ook wordt gekeken in hoeverre er veranderingen zijn opgetreden na één jaar pre-universitair onderwijs. Het onderzoek wijst uit dat er geen verschillen zijn in de beginsituatie van beide groepen leerlingen als het gaat om studiehouding en studieresultaten. Na één jaar pre-universitair onderwijs is er een daling in de studieresultaten geconstateerd, terwijl er een stijging te zien is in de studiehouding van deze leerlingen. De studiehouding van deze leerlingen hangt samen met de motivatie voor de wetenschap.