Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorOuden, J.N. den
dc.contributor.authorPietersma, B.C.
dc.date.accessioned2014-01-15T06:00:33Z
dc.date.available2014-01-15T06:00:33Z
dc.date.issued2014
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/15701
dc.description.abstractIn 2003 stelde de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling dat de Nederlandse journalistiek de laatste decennia informeler zou zijn geworden. Er zouden steeds vaker verhalende elementen aan artikelen worden toegevoegd door de nadruk op conflict en confrontatie te leggen. Dit werd volgens het RMO gedaan door middel van een sterke personalisatie die voortkwam uit de fixatie op (al dan niet willekeurige) personen en door de focus op identificatie door menselijke emoties breed uit te meten (RMO, 2003). Uit later onderzoek is gebleken dat er sinds de jaren vijftig inderdaad een dergelijke personalisatie heeft plaatsgevonden en dat er inderdaad steeds vaker verhalende elementen zoals nano-narratieven en vox pop’s aan de artikelen worden toegevoegd. (Vis, 2011 en Piers, 2009). In dit onderzoek zal duidelijk worden op welke wijze de verhouding van de journalist tot de lezer hierbij op talig niveau is veranderd. De hoofdvraag die hierbij centraal staat luidt: Op welke wijze is in Nederlandse dagbladen de vertelafstand van de journalist tot de lezer veranderd van 1948 tot heden? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er gekeken naar het perspectief van de journalist, de afstand van de journalist tot de lezer en tot slot naar de subjectiviteit van de journalist. Deze drie aspecten zijn allen direct van invloed op de veranderingen in de vertelafstand van de journalist tot de lezer. Aan de hand van een corpusanalyse werd onderzocht of er een duidelijk verschil zichtbaar was wat betreft de afstand tussen de journalist en de lezer tussen 1948 en nu. Het corpus bestond uit 54 artikelen. De artikelen kwamen uit de Trouw, NRC en de Volkskrant en zijn afkomstig uit drie uiteenlopende jaartallen; 1948, 1980 en 2013. Er is daarbij gekozen voor kranten met het overkoepelende thema ‘de troonopvolging’. Uit de resultaten blijkt dat de afstand tussen de journalist en de lezer kleiner is geworden. De journalist maakt in 1980 en 2013 vaker dan in 1948 gebruik van een ander-perspectief, in de vorm van tekstinterferentie of (willekeurige) personageteksten. De aandelen van de perspectieven tekstinterferentie en personageteksten in artikelen zijn namelijk verdubbeld vanaf 1980. Deze verandering heeft een directe invloed op de verkleining van de vertelafstand van de journalist tot de lezer. De subjectiviteit van de journalist is hierbij afgenomen. Dit is te verklaren doordat het perspectief in artikelen is verschoven. Waar de subjectieve verteller in 1948 nog het grootste aandeel had in artikelen, was dit aandeel vanaf 1980 gehalveerd. De journalist laat de subjectiviteit hierdoor meer over aan de directe bronnen. Aangezien niet enkel de mening van de journalist zichtbaar wordt maar ook die van de ‘gewone’ burger, vindt er een verkleining van de journalist tot de lezer plaats. Deze veranderingen hebben voornamelijk plaatsgevonden tussen 1948 en 1980. Sinds 1980 lijkt dit stabiel te zijn gebleven.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent736630
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleHoe de journalist en de burger elkaar ontmoettten
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.courseuuCommunicatie- en informatiewetenschappen


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record