Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorvan der Drift, S.G.A.
dc.contributor.authorPost, D.A.
dc.date.accessioned2013-12-21T06:00:20Z
dc.date.available2013-12-21T06:00:20Z
dc.date.issued2013
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/15618
dc.description.abstractDe voorgeschiedenis van koeien met klinische hypokaliëmie bestaat vaak uit ketose en de behandeling daarvan met glucocorticoïden (Peek et al. 2000, Coffer et al. 2006). Er zijn al meerdere onderzoeken gedaan naar wat het effect is van glucocorticoïden met een mineralocorticoïde werking, op de kaliumconcentratie in het bloed van koeien. Uit die onderzoeken bleek dat deze middelen de kaliumsecretie in de urine vergrootten, waardoor de kaliumconcentratie in het bloed van de koeien daalde (Peek et al. 2000, Coffer et al. 2006). Onduidelijk is wat de invloed van ketose op de kaliumconcentratie in het bloed van koeien is zonder dat de dieren zijn behandeld met glucocorticoïden. Een andere reden voor het ontstaan van hypokaliëmie bij koeien is namelijk een verminderde voeropname (Johns 2004). Een verminderde voeropname is één van de klinisch verschijnselen die worden gezien bij koeien met klinische ketose (Bossaert 2010). Om dit te onderzoeken zijn er twee onderzoeksvragen opgesteld. De eerste is de vraag of koeien met ketose een hypokaliëmie hebben en de tweede of als koeien met ketose een hypokaliëmie hebben, deze hypokaliëmie dan wordt veroorzaakt door een verminderde voeropname. Om de invloed van een verminderde voeropname te onderzoeken in de literatuur is er gekeken naar eerder uitgevoerde onderzoeken waarin stieren werden gevast. Er zijn resultaten waarin er geen associatie werd gevonden tussen het vasten en de kaliumconcentratie in het bloed van de stieren (Galyean, Lee & Hubbert 1981), maar ook resultaten waarbij het vasten wel van invloed was op de kaliumconcentratie in het bloed van de stieren. Daar daalde de kaliumconcentratie in het bloed wanneer de stieren werden gevast (Smith, Prior 1984). Verder is kalium nauw verbonden aan de zuur-base status van dieren, waardoor ook de zuur-base status van invloed kan zijn op de kaliumhuishouding (Reece 2004). De precieze rol die de zuur-base status speelt bij dieren met ketose is nog onduidelijk. Aangezien ketonlichamen zwakke zuren zijn, zou men in het bloed mogelijk een metabole acidose en compensatoire stijging van het kaliumgehalte in het bloed verwachten. Echter, er zijn vanuit onderzoek met ratten met diabetische ketoacidose ook aanwijzingen dat de uitscheiding van kalium met de urine juist toeneemt, hetgeen dan zou leiden tot een daling van het kaliumgehalte in het bloed (Sestoft etal. 1980). Om de vraag, of koeien met ketose een hypokaliëmie hebben (onderzoeksvraag1) te onderzoeken is gebruik gemaakt van bloedmonsters uit een veldonderzoek, waarvan BHBZ-concentraties bekend waren. De bloedmonsters waren afkomstig van koeien van bedrijven verspreid over heel Nederland. Op basis van de BHBZ-concentraties zijn er twee groepen gemaakt. Eén groep bestond uit koeien met ketose (n=20), de andere groep bestond uit koeien zonder ketose (n=20), de controle groep. Binnen de bedrijven werd een koe met ketose gematchd aan een koe zonder ketose, zodat de bedrijfseffecten wegvielen. Vervolgens is kaliumanalyse in het plasma van de geselecteerde monsters gedaan. Voor statistische analyse is gebruik gemaakt van een toets voor gepaarde groepen en lineaire regressie. Voor de vraag, of de hypokaliëmie veroorzaakt door een verminderde voeropname (onderzoeksvraag 2), is gebruik gemaakt van bloedmonsters en data afkomstig uit een kliniekproef. Van deze bloedmonsters was zowel de BHBZ-concentratie bekend als de voeropname van de koeien. Op basis van deze gegevens zijn er 4 groepen gemaakt: 1. Koeien zonder ketose met een normale voeropname (n=10), 2. Koeien zonder ketose met een verminderde voeropname (n=10), 3. Koeien met ketose met een normale voeropname (n=10) en 4. Koeien met ketose met een verminderde voeropname (n=10). Vervolgens is kaliumanalyse in het plasma van de geselecteerde monsters gedaan. Voor statistische analyse is gebruik gemaakt van een ANOVA-toets en lineaire regressie. In dit onderzoek is er geen associatie tussen ketose en het ontstaan van hypokaliëmie en/of kaliumconcentratie in het bloed van de koeien gevonden. Er werd ook geen associatie bij de koeien in dit onderzoek gevonden tussen de voeropname en de kaliumconcentratie in het bloed. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat, wanneer de kaliumconcentratie beïnvloed werd door de verminderde voeropname, dit niet voren is gekomen doordat het effect van ketose op de zuur-base status een tegengesteld effect had. Daarnaast is het mogelijk dat de daling van de voeropname in dit onderzoek onvoldoende was om te resulteren in een daling van de kaliumconcentratie in het bloed. Opmerkelijk was dat 31 van de 40 koeien die gebruikt zijn voor onderzoeksvraag 2 een hypokaliëmie hadden. Mogelijk ligt de oorzaak daarvan in het rantsoen van de koeien.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent2078708
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleHebben koeien met ketose een hypokaliemie?
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsHypokaliemie, ketose, zuur-base, glucocorticoiden, vasten, verminderde voeropname, kaliummetabolise
dc.subject.courseuuGezondheidszorg landbouwhuisdieren en vet. volksgezondheid


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record