dc.description.abstract | Dit onderzoek is tot stand gekomen tijdens een onderzoeksstage van vijf maanden bij MOVISIE, kennisinstituut en adviesbureau voor sociale vraagstukken. Het is een kwalitatief onderzoek naar de grenzen van zelfzorg door de civil society. Omdat de kosten rondom de zorg moeten worden teruggedrongen, pleit de overheid voor meer betrokkenheid en zelfredzaamheid onder de burgers. Zij moeten meer voor zichzelf en voor elkaar gaan zorgen en de overheid pas inschakelen als laatste redmiddel. De Wmo staat in dit onderzoek symbool voor deze verwachtingen. De vraag is of de verwachtingen realistisch zijn en waar de grenzen liggen van de vrijwillige inzet door de civil society. Om hierop een antwoord te vinden is gebruik gemaakt van de theorie over het institutionalisme. Aan de hand van de theorie van Scott (1995) is een vertaling gemaakt van de verzorgingsstaat naar een institutie met een regulatieve, normatieve en cognitieve pilaar. De regulatieve pilaar bestaat uit de wetten en regels. De normatieve pilaar bestaat uit de normatieve verwachtingen die in de institutie zijn ingebed en de cognitieve pilaar bestaat uit de dieper liggende cognitieve veronderstellingen, die vaak onbewust aanwezig zijn. De vraag die in dit onderzoek wordt gesteld is of de verwachtingen en veronderstellingen van de mensen overeenkomen met de nieuwe ideeën over een zelfredzame civil society, of dat men nog steeds uitgaat van een verzorgingsstaat zoals die oorspronkelijk was. De centrale vraagstelling luidt: In hoeverre komen de normatieve verwachtingen en cognitieve veronderstellingen van kwetsbare mensen en hun buurtgenoten wat betreft ondersteuning overeen met de nieuwe institutionele pilaren van de verzorgingsstaat?.
Aan de hand van negentien interviews met buurtbewoners van Daalhof (Maastricht) met en zonder beperkingen, is een kwalitatieve analyse uitgevoerd. Hieruit wordt geconcludeerd dat er nog steeds oude verwachtingen en veronderstellingen aanwezig zijn in de ideeën van de respondenten over de ondersteuning van kwetsbare mensen. Dat betekent dat de normatieve en cognitieve pilaar van de verzorgingsstaat overeind blijven, terwijl de regulatieve pilaar is veranderd. Ook betekent het dat de civil society niet kan worden gezien als stabiele factor in de zorg- en welzijnsvoorziening, omdat de verwachtingen en veronderstellingen onder andere gericht zijn op de verantwoordelijk van de overheid en de afhankelijkheid van de burger. | |