Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorOnnekink, D.M.L.
dc.contributor.authorPijl, P.M.
dc.date.accessioned2013-09-06T17:00:54Z
dc.date.available2013-09-06
dc.date.available2013-09-06T17:00:54Z
dc.date.issued2013
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/14576
dc.description.abstractIn 1702 overleed Willem III, koning van Engeland en stadhouder van de gewesten Holland, Zeeland, Gelre, Utrecht en Overijssel in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Willem III overleed kinderloos en had geen directe opvolger als stadhouder. Als gevolg daarvan kozen alle gewesten in de Republiek ervoor geen nieuwe stadhouder aan te stellen. De uitzondering waren Friesland en Groningen, want deze gewesten hadden sinds 1696 al een andere stadhouder, namelijk Johan Willem Friso van Oranje. Dat er geen nieuwe stadhouder werd aangesteld in 1702, betekende dat de Republiek de Tweede Stadhouderloze periode in ging, die zou duren tot 1747. In 1702 kwamen de door Willem III afgezette regenten weer aan de macht. Dat ging soms gepaard met onrusten, bijvoorbeeld in Amersfoort en Rhenen. Het was een bewuste keuze van de gewesten om geen stadhouder aan te stellen. De gewesten hadden er ook voor kunnen kiezen om de testamentair erfgenaam van Willem III, Johan Willem Friso, tot stadhouder te benoemen, maar klaarblijkelijk wilden de meeste inwoners van de Republiek geen stadhouder meer. De keuze voor de afschaffing van het stadhouderschap door de inwoners van de Republiek is opmerkelijk als je terug denkt aan het grote enthousiasme waarmee zij Willem III in 1672 aanstelden als stadhouder. Dit enthousiasme was opnieuw aanwezig in de Republiek in 1688 toen Willem IIIde expeditie naar Engeland ondernam. Het lijkt er op dat de relatie tussen Willem III en de inwoners van de Republiek pas verstoord raakte in de laatste veertien jaar van het leven van Willem III, toen hij naast stadhouder ook koning van Engeland was. Om er achter te komen of het Tweede Stadhouderloze tijdperk een gevolg was van een verstoorde relatie tussen Willem III en de inwoners van de Republiek is het belangrijk om een vergelijking te maken van de mening van de inwoners van de Republiek in twee verschillende jaren. De focus in deze vergelijking is het koningschap van Willem III. Er wordt daarom een vergelijking gemaakt tussen het jaar 1688, voor de kroning van Willem III, en na de kroning in het jaar 1690. Een groot verschil is bijvoorbeeld de houding van Willem III ten opzichtte van de inwoners van de Republiek. Na aanvang van de expeditie in 1688 werden er in opdracht van Willem III pamfletten verspreid die de natuurlijke band tussen Engeland en de Republiek benadrukten. Daarmee probeerde Willem III de inwoners van de Republiek gunstig te stemmen. Twee jaar later, in 1690, was Willem III inmiddels koning van Engeland en deed hij niet langer pogingen de inwoners van de Republiek gunstig te stemmen. Hij bracht al zijn tijd door in Engeland, maar probeerde tegelijkertijd invloed te houden in de Republiek. Hiervoor gebruikte hij zijn reeds verkregen koningschap dat hem de nodige pressiemiddelen verschafte. Dit zorgde voor frictie tussen Willem III en de regenten in de stad Amsterdam. Het is essentieel dat er onderzoek wordt gedaan naar de vraag of door het koningschap van Willem III de verhouding tussen Willem III en de inwoners van de Republiek verslechterde, omdat dit een belangrijke aanwijzing kan zijn voor de oorzaak van het Tweede Stadhouderloze tijdperk. naar deze veranderde verhouding is tot nu toe bijna geen onderzoek naar gedaan, terwijl er een kans bestaat dat het Tweede Stadhouderloze tijdperk een indirect gevolg was van de Glorieuze Revolutie. De intentie van dit onderzoek is om te achterhalen of het Tweede Stadhouderloze tijdperk een voortvloeisel was van de Glorieuze Revolutie in 1688. Historici hebben tot nog toe weinig onderzoek gedaan naar het Tweede Stadhouderloze tijdperk. De verklaring van Jonathan Israel voor het Tweede Stadhouderloze tijdperk is dat de Hollandse regenten liever zonder stadhouder regeerden. Hij gaat in zijn boek The Dutch Republic nauwelijks in op de reden waarom de Hollandse regenten liever zonder stadhouder regeerden. Volgens Israel wilden de regenten dat de “ware vrijheid” uit het vorige stadhouderloze tijdperk terugkeerde. Hij geeft geen verklaring waarom de regenten dat wilden. De verklaring van Robert Fruin was dat de stadhouder sinds 1688 alles had besloten en dat de regenten daarom zonder hem wilden regeren. Israel en Fruin spreken voortdurend over de elite uit de Republiek. Beide besteden geen aandacht aan de “gewone” man die het leeuwendeel vormde van de inwoners van de Republiek. De enige notie die Israel van de “gewone” man in de Republiek maakt is dat deze, op enkele conflicten na, rustig was onder de veranderingen in het politieke systeem. Het uitsluiten van dit deel van de bevolking is onzorgvuldig. De Republiek was weliswaar geen democratie, maar de inwoners speelden wel degelijk een rol in de besluitvorming. Michiel Reinders typeert de rol van de inwoners in de politiek als volgt: ‘Alle burgers samen vormden een politieke gemeenschap, de “gemeente”. De zeventiende- eeuwse Nederlandse politiek was een contract tussen overheid en burgers. Beide partijen hadden rechten en plichten. Een burgerplicht was deelname aan de schutterijen of burgerwachten. Wie aan alle burgerplichten voldeed, was lid van de gemeente en mocht ook eisen stellen aan de vroedschap (stadsbestuur). Als de inwoners van de Republiek zich aan de kant geschoven voelden door de regenten konden zij hun toevlucht nemen tot geweld. Een goed voorbeeld hiervan is het jaar 1672, toen het volk zich tegen de regenten keerden en Johan en Cornelis de Witt lynchten. Hiermee dwongen ze de regenten om Willem III stadhouder te maken. Het is gecompliceerd om de mening van de “gewone” man in de Republiek te bestuderen. Beschikbare bronnen hiervoor zijn onder andere brieven, blijspelen en pamfletten. Om dit onderzoek in omvang te beperken is er voor gekozen om alleen pamfletten te bekijken. Veel van deze pamfletten zijn afkomstig van regenten. Regenten schreven pamfletten in een delicate stijl en met een ingewikkeldere woordenschat dan de “gewone man” in de Republiek gewend was. Wel populair onder de “gewone” man waren pamfletten waarin een conversatie werd gevoerd door twee tegenovergestelde karakters. De stijl en het taalgebruik maken snel duidelijk wie de doelgroep was van een pamflet, zelfs als de auteur anoniem was. Anonimiteit onder pamfletisten was namelijk zeer gebruikelijk. Er waren twee redenen om als auteur anoniem te blijven. Ten eerste om vervolging te ontlopen en ten tweede zodat auteurs voor beide kanten konden schrijven. Voor veel auteurs maakte het schrijven van pamfletten deel uit van hun broodwinning. Bij het onderzoek naar pamfletten is het belangrijk om te weten wat de functie van een pamflet was voor tijdgenoten. Reinders omschrijft de betekenis van pamfletten in zeventiende eeuw als volgt: ‘Pamfletten zijn het best te omschrijven als opinierende drukwerken. Deze vaak anonieme, korte en in het Nederlands geschreven publicaties gaven commentaar op actuele gebeurtenissen’. Het schrijven en drukken van een pamflet was naast geweld het enige alternatief voor burgers om hun onvrede te laten blijken. Pamfletten moeten dus niet worden gelezen als een moderne krant. Ze zijn sterk beïnvloed door propaganda en de commercie. Op hun beurt bëinvloeden pamfletten veel mensen in de Republiek, want ondanks dat niet iedereen kon lezen in 1700 bereikte de inhoud van de pamfletten de meeste mensen in de Republiek. Bij de bestudering van pamfletten is het van belang om literatuur te raadplegen. Op deze manier wordt het eenvoudiger de pamfletten in de goede context te plaatsen. In hoofdstuk één wordt er gekeken wat de oorzaak was van het Tweede Stadhouderloze tijdperk, de mening van de inwoners van de Republiek over Willem III in 1688. Één artikel dat er uitspringt in dit hoofdstuk is ‘The Dutch Missions to England in 1689’ van George Norman Clark. Daarnaast wordt er in hoofdstuk één aandacht besteed aan de visies van twee schrijvers op het leven van Willem III. Deze schrijvers zijn de Nederlander Wout Troost en de Brit Tony Claydon. In hoofdstuk twee worden er drie geselecteerde pamfletten uit 1688 geanalyseerd. Bij het selecteren van de pamfletten speelt de doelgroep voor dit onderzoek, namelijk de “gewone” man, een grote rol. Daarnaast zijn er in ieder jaar twee pamfletten met contrasterende meningen. Daarbij wordt aangegeven welke van deze twee meningen de meest gangbare was. Om de diversiteit te vergroten is het derde pamflet er één die opvalt door afwijkende stijl. Op deze manier wordt geprobeerd een beeld te geven van wat de “gewone” inwoners uit de Republiek vonden van Willem III in 1688. In hoofdstuk drie wordt deze opzet herhaald, maar dan met een analyse van drie pamfletten uit 1690. Dit onderzoek heeft tot doel te achterhalen of het Tweede Stadhouderloze tijdperk een indirect gevolg was van de glorieuze revolutie van 1688. Het stelt hierbij de mening van de “gewone” inwoners van de Republiek centraal, omdat deze in 1672 van groot belang was bij het aanstellen van stadhouder Willem III. Er zal een vergelijking worden gemaakt van de mening van de ‘gewone’ man tussen 1688 en 1690. Met de “gewone” man worden de elite uitgezonderd. In het vervolg zal de “gewone” man worden aangeduid met de inwoners van de Republiek. Die inwoners van de Republiek krijgen in De stem van het volk een gezicht.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.language.isonl
dc.titleDe stem van het volk De visie van inwoners van de Republiek op stadhouder-koning Willem III 1688-1690
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsStadhouder-Koning, Willem III, Glorious Revolution, Tweede Stadhouderloze tijdperk, 17e eeuw Republiek
dc.subject.courseuuPolitiek en maatschappij in historisch perspectief


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record