Het verschil in angstreacties tussen angstpatiënten en gezonde controles in angstige en veilige situaties.

Abstract

Onderzoek naar angstconditionering wordt gedaan om te begrijpen welke processen betrokken zijn bij de acquisitie en extinctie van angst. Het is van belang goed zicht te krijgen op de verschillen tussen angstpatiënten en gezonde controles bij angstacquisitie en extinctie met het oog op behandeling van angststoornissen. In een conditioneringsexperiment doorliepen 15 angstpatiënten en 30 gezonde controles een computertaak in vijf fasen; de habituatiefase, de ongeïnstrueerde acquisitiefase, de geïnstrueerde acquisitiefase, de ongeïnstrueerde extinctiefase en de geïnstrueerde extinctiefase. In iedere fase dienden twee plaatjes van gezichten als een CS+ en een CS-, waarbij de CS+ tijdens de acquisitiefasen wordt gevolgd door een schok (US). Tijdens de verbale instructies werden participanten geïnformeerd over de CS-US relatie. De subjectieve mate van angst en de verwachting van de schok werden gemeten middels een 5-punts VAS schaal en de objectieve maat van angst werd gemeten middels de startle reactie. Onderzocht werd in hoeverre de acquisitie en extinctie van angst bij angstpatiënten verschillend is ten opzichte van gezonde controles. Resultaten laten zien dat angstpatiënten voor de subjectieve mate van angst minder extinctie vertonen voor de CS+ ten opzichte van gezonde controles na de verbale instructie. Voor de objectieve maat van angst blijkt dat gezonde controles door klassieke conditionering een hogere angstreactie hebben voor de CS+ ten opzichte van de angstpatiënten tijdens de acquisitie. Uit exploratief onderzoek blijkt in de ongeïnstrueerde acquisitiefase een verlaagd niveau van discriminatieleren voor angstpatiënten ten opzichte van gezonde controles voor de objectieve maat van angst. Gezonde controles maken hier al onderscheid tussen angstige situaties en veilige situaties, terwijl er bij angstpatiënten een trend wordt gevonden waarbij zij pas na de verbale instructie dit onderscheid lijken te maken. Vervolgonderzoek zou deze trend met een grotere steekproef verder moeten onderzoeken, wenselijk met een grotere steekproef. Wat betreft de extinctie van angstreacties blijkt dat angstpatiënten angsten minder snel afleren dan gezonde controles. Het is van belang extinctie te bevorderen waardoor exposure behandeling sneller en effectiever kan plaatsvinden. Een mogelijkheid om de extinctie te bevorderen is een combinatie van het geven van de stof D-cycloserine en exposure behandeling. Op dit moment wordt hier onder andere door het Altrecht Academisch Angstcentrum onderzoek naar gedaan.