Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorMak, W.M.
dc.contributor.authorBergh, A.P.M. van den
dc.date.accessioned2012-07-31T17:01:11Z
dc.date.available2012-07-31
dc.date.available2012-07-31T17:01:11Z
dc.date.issued2012
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/11287
dc.description.abstractDit onderzoek maakt deel uit van een internationaal onderzoeksproject naar tweetaligheid van de Universiteiten van Utrecht, Berlijn en Sint Petersburg. De vraag is of het taalbegrip van tweetalige kinderen op dezelfde wijze beïnvloed wordt als de taalproductie. Hierbij staat het gebruik van connectieven centraal. Het project bestaat uit twee delen. In het eerste deel werd er onderzoek gedaan naar het gebruik van connectieven bij tweetalige (Russisch-Duitse) en ééntalige (Russische) kinderen. Uit dit onderzoek bleek dat de Duitse taal invloed heeft op de Russische taalproductie van de tweetalige kinderen. De Russisch-Duitse kinderen bleken het Russische connectief ‘i’, wat in het Nederlands vertaald kan worden als ‘en’ en in het Duits als ‘und’, namelijk vaker te gebruiken dan de bedoeling was. Het Russisch kent ook het connectief ‘a’, dat zowel ‘en’ als ‘maar’ kan betekenen. Russisch-Duitse kinderen bleken ‘i’ ook te gebruiken wanneer ‘a’ eigenlijk passender zou zijn (Tribushinina, Gagarina & Valcheva, 2011). In dit eerste deel van het onderzoek werd er voornamelijk gekeken naar de taalproductie. Het is echter ook interessant om te kijken naar het taalbegrip. Door taalbegrip te onderzoeken kan namelijk achterhaald worden of de tweetalige kinderen wel begrijpen wanneer ze welk connectief zouden moeten gebruiken, ook al gebruiken ze bij de productie een ‘verkeerd’ connectief. In dit tweede deel van het onderzoeksproject wordt daarom een onderzoek gedaan waarin een methode wordt getest om taalbegrip te meten. Als hieruit blijkt dat de methode goed werkt, kan deze worden gebruikt in het internationale onderzoeksproject. Dit verslag bevat een pilotstudy waarin het taalbegrip van Nederlandse volwassenen wordt onderzocht. Hierbij staan de connectieven ‘en’ en ‘maar’ centraal. Er is voor deze twee connectieven gekozen omdat ze vergelijkbaar zijn met de Russische connectieven ‘i’ (en) en ‘a’ (en/maar). Er wordt onderzocht welke verwachtingen de proefpersonen hebben bij het horen van deze connectieven in een samengestelde zin: een verandering of continuering van het onderwerp. Om de functies van ‘en’ en ‘maar’ vast te stellen werd er allereerst een corpusanalyse gedaan. Op basis van de resultaten werd verwacht dat proefpersonen bij het horen van het connectief ‘maar’ méér een verandering van onderwerp in de tweede zin verwachtten dan bij het horen van het connectief ‘en’. Deze hypothese werd vervolgens onderzocht in een experiment met een eye-tracker. Uit de resultaten bleek echter dat er geen significant verschil was tussen de effecten van ‘en’ en ‘maar’. Bij het horen van het connectief ‘maar’ bleken proefpersonen dus niet méér een verandering van onderwerp te verwachten dan bij het horen van het connectief ‘en’. Hoewel er nog een paar kleine verbeteringspunten zijn, blijkt het werken met een eye-tracker over het algemeen een goede methode om taalbegrip te meten.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent409088 bytes
dc.format.mimetypeapplication/msword
dc.language.isonl
dc.titleMet het oog op connectieven
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsconnectieven, corpusanalyse, eyetracker, tweetaligheid
dc.subject.courseuuCommunicatie- en informatiewetenschappen


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record