dc.description.abstract | Zowel de mediëvist Jean Frappier als Frits van Oostrom, vooraanstaand kenner van de Middelnederlandse letterkunde, waren getroffen door de hevige schommelingen in de emoties van Galehaut/Galioot, als uitingen van de innige vriendschap voor Lanceloet. Een ridder die op het ene moment geldt als het toonbeeld van ridderlijkheid, gaat uiteindelijk ten gronde aan de uitingen van zijn bovenmatig gevoelige aard. Toch blijken de heftige emoties van Galioot niet uniek. Bij onderzoek naar de uitingen van affectie in de verzen 1-5530 van Lanceloet blijken deze zeer divers te zijn, evenals de momenten waarop deze plaatsvinden. Op verschillende plaatsen zijn giften, hulpverlening, op queeste gaan en het bieden van gastvrijheid aangewezen als bewuste, gecontroleerde uitingen van affectie. Op die momenten dat men elkaar na lange tijd weerziet, of voor langere tijd uiteengaat, zijn opspringen, omhelzingen, kussen en huilen als kennelijk normale bewuste uitingen van affectie aangewezen. Het meest opvallend zijn echter de momenten van het (bijna) in onmacht vallen van Bohort en Artur. Daar waar achtereenvolgens Frappier en Van Oostrom kennelijk moeite hadden met de amplitude van de emoties van Galioot, blijken deze heftige uitingen van emoties bij ridders onderling toch vaker voor te komen. De heftige emoties van Galehaut/Galioot waaraan Frappier en Van Oostrom refereren staan, evenals de vergelijkbare emoties van Bohort en Artur, in relatie tot hun innige vriendschap tot Lanceloet. De affectieve uitingen hebben vaak een verhaaltechnische functie. In die situaties lijken deze heftige emoties door de verteller te worden ingezet om de positieve rol die Lanceloet als hoofdpersonage vervult, te benadrukken. Bovendien wordt daarmee de zeer diepe genegenheid voor Lanceloet duidelijk voor de overige romanpersonages, maar ook voor de lezers/luisteraars. | |