Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorMijnhardt, Prof. dr. W.W.
dc.contributor.advisorDorsman, Prof. dr. L.J.
dc.contributor.authorTimmers, J.P.W.
dc.date.accessioned2012-07-18T17:01:26Z
dc.date.available2012-07-18
dc.date.available2012-07-18T17:01:26Z
dc.date.issued2012
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/10854
dc.description.abstractTot het einde van de achttiende eeuw werd religieuze vroomheid in de Republiek als synoniem voor moraliteit gezien. Hierdoor was gevestigde religie fundamenteel verbonden met de moraliteit van de samenleving. Door deze verbondenheid was religie, als waakhond van de moraliteit, een belangrijke publieke zaak. Afbreuk hiervan zou de stabiliteit van het land niet ten goede komen. Religie zou dus altijd, in wat voor vorm dan ook, een publieke rol moeten hebben. De theologische/filosofische discussies die in de Republiek gedurende de zeventiende eeuw onder invloed van het Cartesianisme opkwamen, gingen voornamelijk over de mate waarin vroomheid door de Kerk voorgeschreven diende te worden. Moest vroomheid voor behoud van de samenleving in detail worden voorgeschreven door een piëtistisch programma, zoals de orthodoxe calvinisten voorhielden, of moest de samenleving worden aangezet tot actief nadenken en publiekelijk discussiëren over religieuze zaken, wat meer in de lijn lag met het beeld van vroomheid van de radicale Cartesianen? De drie discussiërende groepen (de orthodoxe calvinisten, de gematigde Cartesianen en de radicale Cartesianen) hadden een verschillend beeld van vroomheid en een daaruit voortvloeiend ander beeld van de ideale christelijke maatschappij. Dat religie in deze maatschappij een publieke rol moest spelen stond bij de drie groepen niet ter discussie. Deze scriptie betoogt dat het boek: Religieuze Ceremonies van de Wereld (1723-1737), van de twee Franse religieuze vluchtelingen Jean Frederic Bernard en Bernard Picart, een fundamenteel ander beeld van vroomheid laat zien. Vroomheid werd volgens de auteurs door de individuele relatie met God bepaald en kon niet worden voorgeschreven door een Kerk of instantie. Bernard en Picart gaven in hun werk de objectieve feiten over alle religies in de wereld weer en toonden daarmee aan dat alle religies sterke overeenkomsten hadden. De religies propageerden in hoge mate dezelfde waarden en normen zodat de verschillen eigenlijk niet relevant waren – althans niet in de publieke sfeer. Hierdoor kon religie een zuivere privéaangelegenheid worden. De essentie en boodschap van hun baanbrekende boek is dat vroomheid, en daarmee moraliteit, kon worden losgekoppeld van gevestigde religie. Moraliteit kon dus ook uit niet religieuze bronnen worden afgeleid, zoals uit meer algemeen-menselijke waarden of uit de staat. De morele atheïst moest kunnen bestaan. Deze gedachte is wellicht de essentie van de verlichting zoals die zich vanuit Noordwest-Europa verspreidde.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1308117 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleVroomheid en verlichting: Jean Frederic Bernard, Bernard Picart en de ontdekking van de morele atheïst.
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsvroomheid, verlichting, moraliteit, Cartesianisme, Bernard, Picart, Religieuze Ceremonies van de Wereld
dc.subject.courseuuGeschiedenis


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record