dc.description.abstract | De prevalentie van dyslexie lijkt in de praktijk hoger dan op basis van literatuur verondersteld mag worden. Er zijn veel diagnostische richtlijnen bekend waardoor de kwaliteit van de diagnostiek in het geding kan zijn gekomen, wat mogelijk tot een hogere prevalentie van dyslectici kan hebben geleid. In dit onderzoek is de kwaliteit van de diagnostiek van dyslexie onderzocht op basis van 25 diagnostische rapporten van huidige dyslectische mbo-studenten. Daarnaast zijn de technische leesprestaties van deze studenten en hun ondervonden hinder door de leesproblemen onderzocht. De rapporten zijn geanalyseerd met zorgvuldig opgestelde criteria. De technische leesvaardigheid is met leestests achterhaald en de gevolgen van dyslexie zijn met een problemenlijst nagegaan.
Op basis van de rapporten voldoet de diagnostiek onvoldoende aan de criteria. Er zijn geen betekenisvolle verschillen in kwaliteit van de diagnostiek in jaar of leeftijd waarop het onderzoek is uitgevoerd. De technische leesvaardigheid van de studenten heeft geresulteerd in het verwachte D- en E- niveau, wat aangeeft dat het om consistente leesproblemen gaat. Er is een heterogeen beeld van de ervaren gevolgen. Toch komt bepaalde hinder bij veel studenten voor, zoals tijdsdruk en moeite met spelling.
De bevindingen laten zien dat de kwaliteit van de diagnostiek van dyslexie beperkt is. Dit is zorgelijk. Vooral inhoudelijk ontbreekt het aan volledige onderbouwing (van resultaten) en concreet, persoonsgebonden advies. Wel past de zwakke technische leesvaardigheid van de studenten en de ervaren hinder in een dyslexietyperend beeld. Vervolgonderzoek van diagnostiek op het mbo is gewenst. | |