Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorDieho, E.F.
dc.contributor.authorJong, L.G. de
dc.date.accessioned2012-07-05T17:01:09Z
dc.date.available2012-07-05
dc.date.available2012-07-05T17:01:09Z
dc.date.issued2012
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/10654
dc.description.abstractDe onderzoeksvraag van dit onderzoek was als volgt: “Hoe wordt Ibsen in de periode 1995-2011 gespeeld in Nederland?” Uit de analyses is naar voren gekomen dat er veel onderling artistiek verschillende types zijn geweest. Er zijn geen vaste oeuvreconstanten naar voren gekomen, maar wel is gebleken dat de speelstijl relatief vaak licht en humorvol is en dat de thematiek draait om de zelfverwezenlijking en verantwoordelijkheid van de mens. Met in totaal 41 ensceneringen in deze periode, speelt Ibsen’s werk een duidelijke rol in het Nederlandse theaterrepertoire. Ook Rob van der Zalm stelt dat men oog kreeg voor ‘de kwaliteiten van Ibsen’s dramaturgie, het meesterschap waarmee hij zijn stukken in elkaar zette, voor de tijdloosheid van zijn thematiek en vooral voor zijn kwaliteiten als psycholoog.’ Vooral dit laatste wijst ook weer op de kern van Ibsen’s werk, namelijk dat het draait om de mens en hoe deze in zijn lot berust. Ibsen’s houdbaarheid en tijdloosheid draait om zijn thematiek die draait om de mens en de zelfverwezenlijking van de eigen ik. De werkhypothese was als volgt: Er is sprake van een ensceneringsgeschiedenis waarin veel ensceneringen van het werk van Ibsen aan bod zijn gekomen die onderling artistiek zeer uiteenlopend zijn. Deze hypothese is bevestigd. Uit de analyses van analyseniveau 2 blijkt dat er veel artistiek uiteenlopende ensceneringen zijn geweest. Voor het onderzoek zijn hier vijf types uit afgeleid, maar feitelijk zijn het er meer. De meest voorkomende aspecten zijn voor de onderverdeling voor analyseniveau 3 gebruikt. De gemoderniseerde bewerking werd als één type beschouwd, terwijl alle ensceneringen die hiertoe behoren, onderling ook nog verschillen in speelstijl en thematiek. De meest opvallende uitkomst is dat het moderniseren van de tekst van Ibsen weer terug is gekomen, nadat er in de jaren 1988-1995 juist een trend was ingezet om terug te gaan naar Ibsen. Een integraal gespeelde, tekstgetrouwe enscenering is er niet geweest. Op het eerste gezicht lijkt een integrale Ibsen-enscenering gedateerd, maar er is ook vraag naar integrale, tekstgetrouwe Shakespeare-ensceneringen en Ibsen werd bestempeld als de ‘moderne Shakespeare’. Ook qua speelstijl is de toneelconventie terug aan het gaan naar de periode 1972-1988 waarin een lichte, humorvolle speelstijl kenmerkend was. Het hedendaags theater valt onder een gemixte tijd. Zowel het postdramatische theater loopt door als postmodernistische kenmerken zijn te herkennen. De fase kan gezien worden als een na-postmoderne fase. Deze term komt vanuit de kunstgeschiedenis. Een theaterwetenschappelijke benaming voor het hedendaags theater is er niet. Na-postmoderne theater wordt ingezet als restauratiefase. Er komt een heroriëntatie op de ethiek en moraal. Ook wordt de betrokkenheid bij de mens en de wereld onderzocht en wordt de narratie en conventionaliteit hergewaardeerd. Dit lijkt te kloppen voor Ibsen’s ensceneringen. Zo wordt er wel degelijk nadruk gelegd op de thematiek, die voornamelijk gaat over de menselijke verantwoordelijkheid komt, die grotendeels invloed heeft op de ethiek en moraal van de mens. De moraal komt letterlijk voor in veel theaterteksten die gaan over het navolgen van de persoonlijke moraal of die van het grote publiek. Ook zijn er tal van bewerkingen gedaan, waaruit blijkt dat er losser wordt omgesprongen met de tekst dan bij het dramatisch theater, maar wordt de enscenering al meer conventioneler dan het postmoderne theater. De na-postmoderne fase met nadruk op een goede narratie waarin ethiek en moraal naar voren komt, met het postmodernistische element van een lossere omgang van de tekst, lijkt op dit moment de beste beschrijving voor Ibsen-ensceneringen. Postdramatisch theater is nog te herkennen, aangezien er veel aandacht voor de vorm is in deze ensceneringen, maar het gegeven dat thema’s los worden gelaten, komt niet meer overeen met deze fase. Ibsen past als typisch modernistische schrijver wonderbaarlijk in deze tijd waarin het postdramatische theater doorloopt, maar aanpassingen zijn gedaan die onder de nieuwe benaming na-postmodernisme geschaard kunnen worden.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent231290 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleTypisch Ibsen. Transformatie Nederlandse type Ibsen-ensceneringen in de periode 1995-2011.
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsOpvoeringsgeschiedenis, Henrik Ibsen, Rob van der Zalm, Typering, enscenering
dc.subject.courseuuTheater-, film- en televisiewetenschap


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record