De kruistheologie van Maarten Luther. Over de doorwerking van de theologia crucis in het leven van de gelovige uit de zestiende eeuw.
Summary
Aan het begin van deze scriptie formuleert de auteur de volgende vraagstelling geformuleerd: Hoe werkt de theologia crucis door in Luthers visie op het geloofsleven van een christen uit de zestiende eeuw? Om hierop een antwoord te geven schildert hij allereerst de theologisch en kerkelijke context van de zestiende eeuw. Zo laat hij zien hoe de theologia crucis op de mensen van deze tijd overkwam. In het eerste hoofdstuk wordt duidelijk dat de eeuw van Luther zich kenmerkte door anti-clericalisme, veel nadruk op het hiernamaals, onzekerheid over het eeuwig heil van de individuele gelovigen, lijden en aanvechting. Mensen waren over het algemeen onbekend met de notie van onvoorwaardelijke genade. Iemand is rechtvaardig als hij de wet houdt.
Het tweede hoofdstuk betreft het hart van de theologia crucis. De Godsleer bij Luther is sterk christocentrisch. In Christus heeft God zich geopenbaard. De centrale notie van de theologia crucis is het feit dat God in deze openbaring verborgen is. God openbaart zich niet in zijn majesteit en glorie, maar in de gedaante van een ‘Untermensch’. Niet in heerlijkheid, maar in kruis, lijden en dood. Het betekent een oordeel over de mens (en de theoloog) die vanuit zichzelf tot God wil opklimmen. Samenhangend met de notie van de absconditas sub contrario is Luthers sterke nadruk op Christus’ mens-zijn. Niets menselijks is de Heiland volgens Luther vreemd. Luthers openbaringstheologie werkt op de volgende manier door in zijn visie op de geloofspraxis.
In de eerste plaats de rechtvaardiging en heiliging (hoofdstuk 3). Duidelijk laat hij hier de sporen zien van de theologia crucis. Door Luthers negatieve visie op de mens acht hij het zeer noodzakelijk dat de mens op zijn plaats wordt gezegd. De mens wordt dan ook gerechtvaardigd en geheiligd via een tegenstrijdige beweging van oordeel en gericht (het opus alienum). Dit is een overduidelijke doorwerking van de centrale notie van de absconditas sub contrario. Juist de prestatiedrang van de zestiende eeuwse mens valt dus onder Gods strenge oordeel. Dit betekent een bevrijding voor Luthers tijdgenoten. Dwars door dit oordeel heen voltrekt God de rechtvaardiging van de mens (opus proprium). Uiteindelijk is er dan zelfs sprake van vergoddelijking van de gelovige. Dit laat zien dat er ook ín de mens zelf een verandering plaats vindt. Toch blijft de mens tegelijk zondaar. (simul iustus et peccator). Daarom is de rechtvaardiging nooit een statische verworvenheid. Het voltrekt zich telkens opnieuw. Het doen van de goede werken voltrekt zich onder het tegendeel van het sterven. Hij moet dus niet zélf aan de slag gaan. De cooperatio gaat verborgen onder het tegendeel van passiviteit. Dit was tegen de gangbare opvatting in van Luthers tijd.
De rechtvaardiging krijgt concreet gestalte in de aanvechting. De theologia crucis signaleren we alleen in de zgn. tentatio spiritualis. Door de tentationes wordt de mens levend gemaakt (vivificatio). Deze notie verloste de tijdgenoten van Luther van hun onzekerheid. De kruistheologie heeft ook betekenis voor de omgang van de gelovige met het lijden dat hem ten deel valt. God heeft zich in Christus definitief met het mens-zijn verbonden en dus heeft Hij ook zelf geleden. Dit was een revolutionaire visie in Luthers tijd. Toch staat God er ook boven. Het kruis staat ook symbool voor Gods verborgen activiteit in de wereldgeschiedenis. God handelt indirect via zijn schepselen (opus actum). Dit handelen is aangelegd op het opus factum, dat verborgen is onder het tegendeel. Het opus factum vindt vooral plaats in het geestelijk regiment en is heilzaam van aard. Verder is in het grote college over Genesis (1535-1545) te zien dat God de gelovigen op de proef stelt door lijden en moeiten. Dit was voor de tijdgenoot van Luther, die veel moest lijden, betekenisvol.