dc.description.abstract | De intensivering van globalisering en de daarbij gepaard gaande totstandkoming van een global village,
brengt het ontstaan van een collectieve of globale identiteit met zich mee. Om het verlies van een
specifiek nationale identiteit te voorkomen, wordt deze in sommige landen in toenemende mate
gecultiveerd. Dit kan problematisch zijn voor hybride personen: mensen die twee of meerdere culturele
achtergronden hebben.
In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw ontstond een nieuwe generatie Nigeriaanse
kunstenaars die naar het Westen ging voor educatie en werk, onder andere de kunstenaars Yinka
Shonibare, Njideka Akunyili Crosby en Rotimi Fani-Kayode. Deze hybride kunstenaars kunnen op het
gebied van culturele en geografische achtergrond, thematiek in hun kunst en motivatie voor het maken
van kunst met elkaar vergeleken worden. Deze scriptie zal onderzoeken op welke manier deze drie
kunstenaars omgaan met het begrip nationale identiteit. Aan de hand van de theoretici Herbert Kelman,
Homi K. Bhabha en Edward Saïd zal onderzocht worden hoe deze kunstenaars zich tot elkaar, en een
nationale identiteit, verhouden. Professor Kelman stelt dat een land bestaat uit verschillende collectieve
producten. Deze producten kunnen verbonden worden aan individuele identiteiten. Homi K. Bhabha
gaat in op de begrippen hybriditeit en Third Space. Professor Bhabha zet zijn vraagtekens bij een
identiteit als homogeen gegeven, en stelt dat elke identiteit een mix is van culturele affiniteiten. Ten
slotte gaat professor Saïd dieper in op het begrip oriëntalisme. Volgens hem neemt het Westen een
dominerende positie in ten opzichte van het niet-Westen, waarbij het niet-Westen op een
onontwikkelde en inferieure manier wordt afgebeeld. Het onderzoek zal uitwijzen hoe het begrip
nationale identiteit een verschillende rol kan spelen in het werk van drie Nigeriaanse kunstenaars. | |