‘Stolz, deutsch zu sein, ist eure Größe!’ : De opera Günther von Schwarzburg en de canon van de Nationaloper
Summary
In de achttiende eeuw was opera in Duitsland een Italiaans importproduct. Italiaanse componisten verbleven aan vorstelijke residenties, of Duitse componisten werden door hun mecenassen naar het Zuiden gestuurd om de kneepjes van het vak te leren. Een opera behoorde ofwel tot de opera seria, de serieuze opera, ofwel tot de opera buffa, de komische opera. In de negentiende eeuw was deze situatie compleet veranderd. De hoftheaters hadden plaats gemaakt voor Nationaltheater, de Italiaanse opera voor Nationaloper. Nationaloper waren Duitstalige opera’s met een sterke moralistische inhoud, gericht op een burgerlijk publiek. Componisten hadden nieuwe, dikwijls aan de volksmuziek ontleende, muzikale vormen uitgewerkt die een tegenwicht moesten bieden aan de als decadent beschouwde Italiaanse opera.
Overzichtswerken beschrijven het ontstaan van de Nationaloper als een lineair en teleologisch proces. Dat zou in gang gezet zijn door een Duitse vertaling van Christoph Willibald Glucks (1714-1787) Iphigénie en Tauride (Parijs, 1779), in 1782 in Wenen op de planken gebracht. Wil deze canonieke geschiedschrijving standhouden, dan moet er voor 1782 dus geen werk zijn verschenen in de Duitse taal, over een onderwerp uit de Duitse geschiedenis of met als Duits beschouwde muzikale vormen. Op 5 januari 1777 ging echter in Mannheim, hoofdstad van de Keurpalts, Günther von Schwarzburg in première, de tweede Duitstalige opera en de eerste waarvan het onderwerp ontleend was aan de Duitse geschiedenis. Als overzichtswerken deze opera überhaupt al noemen is dat in besprekingen van het muziekleven aan het Mannheimse hof, niet als onderdeel van de canon van de Nationaloper. Deze scriptie streeft ernaar muziekwetenschappelijke analyses van het werk in een cultuurhistorische context te plaatsen om zo de canon van de Nationaloper bij te stellen. Uitgangspunt daarbij is de vraag hoe Günther von Schwarzburg zich tot de canon van de Nationaloper verhoudt. Deze scriptie beantwoordt de vraag vanuit twee invalshoeken: de context en de tekst, bestaande uit libretto en muziek.
Wat op het eerste gezicht een Mannheimse hofopera met sterke muziek en een zwak libretto lijkt, blijkt een werk vol interne tegenstrijdigheden, die de uiteenlopende opvattingen aan het Mannheimse hof over de rol van opera reflecteren. Günther von Schwarzburg was noch een opera seria noch een Nationaloper, maar het product van Kleins verheven patriottisme en daarmee het product van een overgangsfase van hoftheater naar Nationaltheater. De werken van de canon hadden nooit geschreven kunnen worden zonder de experimenten die het decennium ervoor in het Duitse taalgebied plaatsvonden. Ze fungeren als brug tussen de oude conventies van de serieuze Italiaanse opera en nieuwe idealen van de Nationaloper. Dat een werk als Der Freischütz in alle opzichten als ‘Duits’ werk wordt beschouwd, is te danken aan een lang proces van ‘trial and error’, waarin het idee ‘Duits’ steeds vastere vormen krijgt. Günther von Schwarzburg staat geheel aan het begin van dit proces. Het verhoudt zich tot de canon van Nationaloper als een prototype of proefstuk.