Identiteit en empathie van adolescenten uit een klinische en een niet-klinische groep: wat zijn de verschillen?
Summary
Een klinische en een niet-klinische groep adolescenten worden met elkaar vergeleken op identiteit, gemeten met de U-MICS op twee verschillende domeinen (schoolse en relationele identiteit) en op empathie, gemeten met de IRI. De klinische groep bestaat uit adolescenten wonend in een residentiële instelling voor jeugdhulpverlening (adolescenten met externaliserende problemen) en de niet-klinische groep uit adolescenten wonend in een twee-oudergezin. Daarnaast is de correlatie tussen identiteit en empathie geanalyseerd.
Voor identiteit werden significante verschillen gevonden tussen de klinische en de niet-klinische groep. De klinische groep scoorde op schoolse identiteit hoger op Binding en Verandering van Binding. Op relationele identiteit scoorde de klinische groep hoger op Binding. Er zijn geen verschillen gevonden voor Exploratie van bestaande binding op beide domeinen en voor Verandering van binding op het schoolse domein. Met betrekking tot empathie, blijkt de structuur van de IRI matig waardoor alleen de dimensie Beschouwen uit perspectief geanalyseerd is. Hiervoor zijn echter geen significante verschillen gevonden. Conclusies en aanbevelingen voor vervolgonderzoek worden ten slotte besproken.