De effectiviteit van de gezinsdagbehandeling van het RMPI op basis van Parental Self-efficacy
Summary
Er zijn plannen om ongeboren kinderen alvast aan te melden bij jeugdzorg, hierdoor kan de hulpverlening sneller op gang komen wanneer het kind geboren is. Maar hiermee wordt er voorbij gegaan aan het feit dat dit een signaal afgeeft aan ouders dat zij (mogelijk) hun eigen kind niet op kunnen voeden, wat een negatief effect zou kunnen hebben op de parental self-efficacy (PSE) van deze ouders. Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat de mate van PSE verband houdt met het gedrag van de kinderen en het psychisch welzijn van de ouders. De gezinsdagbehandeling van het Rotterdams Medisch Pedagogisch instituut stelt als een van haar doelen de PSE te verhogen gedurende de behandeling. In dit onderzoek is nagegaan of de PSE daadwerkelijk stijgt gedurende de behandeling, of dit verband houdt met de klachten van de ouders en de problemen van het kind en of er een patroon te ontdekken is in de ontwikkeling van PSE. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van afname van vragenlijsten op drie meetmomenten: voor de behandeling, tijdens (na drie weken) en na de behandeling (na zes weken). De lijsten zijn ingevuld door participanten in een behandelgroep die op het punt stond te starten met een zes weekse behandeling van drie dagen in de week en een controlegroep bestaande uit gezinnen op de wachtlijst. Uit de resultaten blijkt dat de behandeling een positief effect heeft op de ontwikkeling van PSE. Er werd geen verband gevonden met de klachten van de ouders en de problemen van het kind. Dit komt mogelijk door een te kleine power in de statistische analyse. Het opvoedgedrag van de ouders blijkt in de eerste drie weken van de behandeling te verbeteren en het globale oordeel van ouders over het welzijn van het kind in de laatste drie weken. Gedurende de gehele behandeling steeg de PSE en het gezinsklimaat.