Kassa crossmediaal?
Summary
Kassa is tegenwoordig niet alleen meer bekend van tv, maar ook van twee dochterprogramma’s, een website, een radioprogramma en een digitaal themakanaal. Het woord kassa dient als een paraplu waar alle andere producten onder vallen (alleen het digitale themakanaal heeft een andere naam: ConsumentenTV). Binnenkort wordt de paraplu uitgebreid met een blad genaamd Kassa. Kassa is volgens de VARA crossmediaal. Want alle producten brengen via de naam Kassa crossmediaal in omloop. Maar om als crossmediaal te mogen gelden, moet er volgens onderzoekers sprake zijn van samenwerking tussen de betrokken redacties. Maar tijdens mijn stageperiode bleek dat daarvan maar weinig sprake was. Alle afdelingen werken namelijk zelfstandig. Dit leidt tot de vraag of Kassa eigenlijk wel echt crossmediaal is?
Helaas bestaat er geen eenduidige definitie van crossmediaal. Dit komt vooral omdat er teveel onderzoeksgebieden zijn waarin dit woord gebruikt werd of wordt. Er zijn dan ook net zoveel onderzoekers als definities te vinden. Een mogelijke uitweg uit deze impasse biedt het Convergence Continuum Model van Dailey, Demo en Spillman. Zij vatten crossmediaal op als een proces, onder te verdelen in verschillende fases: cross promotion, klonen, con-collegialiteit, content delen en volledig crossmediaal. Aan de hand van dit model kan worden bepaald of Kassa crossmediaal is.
Om de plaats van Kassa te kunnen bepalen is er kwalitatief onderzoek verricht door de medewerkers van Kassa te interviewen. De VARA vindt dat deze groep content op een crossmediale manier in omloop brengt. Van elk van de vier betrokken mediavormen in het Kassa-cluster zijn de eindredacteuren geïnterviewd. Naast deze respondenten zijn een crossmediale redacteur van Kassa, en twee internetredacteuren van Kassa-online geïnterviewd. Bovendien zijn een directielid van de VARA en het Hoofd Nieuwe Media geïnterviewd om inzicht te krijgen in de situatie op het strategisch niveau binnen de organisatie.
Het blijkt dat Kassa in de derde fase, con-collegialiteit, van het Convergence Continuum Model past. Dit komt doordat de medewerkers graag zouden willen samenwerken, maar dat dit eigenlijk alleen kan met speciale projecten of het berust op toeval. Het komt dan ook niet altijd van de samenwerking. Tevens blijkt dat drie van de vier mediavormen in deze fase zitten. Alleen de website zit in een hogere fase doordat zij meer content delen en vergaderingen bijwonen. Dit zijn dan ook meteen de aanbevelingen die uit dit onderzoek het meeste naar voren komen. Daarnaast zou het nuttig zijn om een speciale redacteur of coördinator aan te stellen (dit wordt door zowel het model van Dailey, Demo en Spillman aangegeven als door de medewerkers) en is het belangrijk om te gezamenlijk of met de coördinator te bepalen bij welk medium een onderwerp past. Ten slotte geven de medewerkers zelf aan dat ze het erg belangrijk vinden om fysiek bij elkaar in de buurt te zitten en zij stellen een verhuizing voor. Er zou dan meer met elkaar gesproken worden en ze zouden beter van de onderwerpen van elkaar op de hoogte zijn. Hierdoor zou er volgens hen een betere samenwerking kunnen volgen. Dit is een punt wat de VARA in gang moet zetten. De medewerkers zelf kunnen beginnen met een regelmatig overleg. Bij beiden is er een wil en nu moeten ze deze nog gaan tonen.