Parental Differential Treatment of Siblings And Changes in Problem Behaviour
Summary
Abstract
The purpose of the present longitudinal study was to investigate relations between siblings’ problem behaviour and parenting behaviour. Participants were 89 families with an adolescent and sibling included, which were studied over a one-year period. Parents reported on adolescent (12-15 year old) and sibling (9-18 year old) internalizing and externalizing problem behaviour and filled out questionnaires about their parenting behaviour. Reciprocal effects point out the fact that parenting behaviours had a greater impact on problem behaviours than adolescents’ and siblings’ problem behaviour did on parenting. Parenting effects, adolescents’ and siblings’ effects, and moderator effects were found, although different findings were found for the three parenting behaviours (attachment, responsiveness and autonomy) and the types of siblings’ and adolescents’ problem behaviour. Allowing autonomy significant predicted an increase in adolescents’ internalizing problem behaviour one year later. Attachment and responsiveness seemed to be especially important for adolescents and siblings who exhibit low levels of problem behaviour. Adolescents’ previous level of internalizing problem behaviour was a predictor of the development of attachment. Overall, these findings suggest that parenting behaviour is associated to both adolescents’ and siblings’ problem behaviour over time.
Samenvatting
In dit longitudinale onderzoek is de wisselwerking tussen het internaliserend en externaliserend probleemgedrag van broers en zussen en het opvoedgedrag van ouders onderzocht. Ouders (N= 89) vulden, op twee meetmomenten, vragenlijsten in over het probleem gedrag van de adolescent (12-15 jaar) en zijn/haar broer of zus (9-18 jaar oud) en beoordeelden tevens het opvoedgedrag van zichzelf. Gebleken is dat opvoedgedrag een groter effect heeft op probleemgedrag van de adolescent en een broer of zus, dan het probleemgedrag heeft op de opvoeding van de ouders. Naast effecten van opvoeding op probleem gedrag, werden er tevens moderator effecten gevonden, deze verschilden echter voor de verschillende soorten van opvoedgedrag (hechting, responsiviteit en autonomie) en probleemgedrag (internaliserend en externaliserend). Het verlenen van autonomie voorpelt een jaar later significant de toename van het internaliserende probleemgedrag van de adolescent. Wanneer de adolescent en een broer of zus weinig probleem gedrag vertoont, blijkt de hoeveelheid hechting en responsiviteit van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het probleem gedrag. De ontwikkeling van hechting een jaar later is afhankelijk van de eerdere mate van internaliserend probleemgedrag van adolescenten. Over het algemeen genomen, suggereren deze resultaten dat (de wisselwerking tussen) het opvoedgedrag en probleemgedrag het zelfde verloop laat zien bij zowel de adolescent als bij een broer of zus.