Verschillen in taalaanbod en taalinstructievorm tussen klassen met veel tweede-taalleerders en klassen met weinig tweede-taalleerders. Effecten op de woordenschatontwikkeling van kleuters.
Summary
Het doel van dit onderzoek was om mogelijke verschillen in taalaanbod en taalinstructievorm te onderzoeken tussen klassen met veel tweede-taalleerders (NT2-lln) en klassen met weinig NT2-lln. Verder is onderzocht of het percentage NT2-lln in een klas, het taalaanbod en/of de taalinstructievorm van invloed zijn op de woordenschatgroei van kleuters. Aan het onderzoek hebben 81 kinderen en hun leerkrachten deelgenomen. De moedertaal van de kinderen was Nederlands (n = 27), Turks (n = 29) of Berber-Tarifit (n = 25). De kinderen werden onderverdeeld in klassen met veel NT2-lln (≥50%) en klassen met weinig NT2-lln (<50%). Uit de toetsresultaten komt naar voren dat het percentage van de dag dat aan expliciete taalactiviteiten wordt besteed, significant hoger is voor klassen met weinig NT2-lln dan voor klassen met veel NT2-lln. Het percentage van de dag dat aan impliciete taalactiviteiten, directe taalinstructie en indirecte taalinstructie wordt besteed, verschilt echter niet significant. Ook is er geen significant effect van het percentage NT2-lln, van de vorm van het taalaanbod en van de taalinstructievorm gevonden op de woordenschatgroei van kleuters. Wel blijkt het verschil in woordenschat op beide meetmomenten significant hoger te liggen voor kinderen in klassen met weinig NT2-lln. Het verdient aanbeveling om in toekomstig onderzoek op gedetailleerd niveau te kijken naar het effect van afzonderlijke taalactiviteiten op de woordenschatontwikkeling van kleuters. Op die manier kunnen aanbevelingen worden gedaan om taalachterstanden effectief aan te pakken in een vroegtijdig stadium.