Culturele verschillen in interpersoonlijk gedrag van arts en patiënt
Summary
Het doel in dit afstudeerproject was om een exploratief onderzoek te doen naar de Roos van Leary (1957) in de context van het medische consult. Aan de hand hiervan is getracht meer inzicht te verkrijgen in het interpersoonlijke gedrag van arts en patiënt en de mogelijke invloed van de culturele achtergrond hierop. De communicatie tussen arts en autochtone patiënt en de communicatie tussen arts en allochtone patiënt werden in dit onderzoek vergeleken.
Het corpus bestond uit 39 op video opgenomen arts-patiëntconsulten van 15 artsen en hun patiënten. De patiënten waren onderverdeeld op basis van autochtone (N=17) en allochtone afkomst (N=22)). Onder de allochtone patiënten waren voornamelijk Turkse patiënten, maar ook Surinamers, Antillanen en Arubanen, Marokkanen en Kaapverdianen. De dimensies dominantie en affiliatie, die in het interpersoonlijke gedrag centraal staan, zijn gemeten met een coderingssysteem op basis van de Roos van Leary (1957). De analyse heeft zich toegespitst op twee fasen in het consult; de fase waarin informatie over de patiënt werd ingewonnen en de fase waarin de arts uitleg gaf en een therapie voorschreef. Volgens de zogenaamde complementariteitshypothese werd verwacht dat de arts in beide fasen dominanter zou zijn dan de patiënt en dat beide partijen volgens de zogenaamde hypothese van symmetrie dezelfde mate van affiliatief gedrag zouden vertonen. Daarnaast werd verwacht dat de arts en de autochtone patiënt dominanter en vriendelijker zouden zijn dan de arts en de allochtone patiënt. Deze hypothesen zijn getoetst aan de hand van statistische berekeningen. Als aanvulling op deze cijfermatige gegevens werd een conversatieanalyse toegepast, waarin fragmenten uit het corpus op dominant en affiliatief gedrag zijn besproken.
Verschil in interpersoonlijk gedrag is gevonden tussen de autochtone en allochtone patiënten, op zowel dominantie als affiliatie. Het interpersoonlijke gedrag van de autochtone patiënten is dominanter en vriendelijker dan het interpersoonlijke gedrag van de allochtone patiënten. Op basis van de culturele dimensies collectivisme versus individualisme, machtsafstand, masculiniteit versus femininiteit en onzekerheidsvermijding kunnen deze verschillen in communicatie worden verklaard. Zo kan de mate van machtsafstand in een cultuur bijvoorbeeld samenhangen met de mate waarin een persoon dominant gedrag tolereert. Daarnaast blijkt uit de literatuur dat collectivistische culturen binnen een groep vaak vriendelijker zijn dan daarbuiten (Hofstede, 1997), waardoor de arts en de allochtone patiënten op affiliatie verschillend gedrag kunnen vertonen. Tegen de verwachting in bleek de arts, ongeacht de culturele achtergrond van de patiënt, op dominantie en affiliatie hetzelfde interpersoonlijk gedrag bij beide groepen te vertonen. Wel verschilt het interpersoonlijke gedrag van zowel patiënt als arts tussen de twee onderzochte fasen van het consult. Dit hangt voornamelijk samen met de functie van de fase en de rol die de arts en de patiënt hierbij bekleden. Vanuit dit onderzoek naar het interpersoonlijke gedrag van zowel arts als patiënt kan geconcludeerd worden dat de culturele achtergrond met name invloed heeft op het interpersoonlijke gedrag van de patiënt.
Behalve het onderzoek was er ook aandacht geschonken aan de praktijk; de vraag was in wat voor mate er in de geneeskunde- en huisartsopleiding aandacht werd geschonken aan interculturele en communicatieve training. Uit interviews met deskundigen van de twee opleidingen is gebleken dat de vorming van een intercultureel bewustzijn een gevestigd onderdeel in de geneeskunde is. Daarnaast leren de studenten hun communicatieve vaardigheden af te stellen op de specifieke situatie en op de patiënt als individu. Om het interculturele en communicatieve bewustzijn te vergroten is aanbevolen om tijdens colleges in te gaan op de verschillen in communicatie die mogelijk door culturele achtergrond worden beïnvloed. Daarnaast kan dit bewustzijn versterkt worden wanneer de studenten zelf de mogelijkheid hebben om naar het buitenland te gaan; dit geeft hen de kans om meer kennis te nemen van culturele verschillen en interculturele communicatie. Om ook behandelende artsen op de hoogte te stellen van het belang van een intercultureel en communicatief bewustzijn kan over dergelijke onderwerpen worden gepubliceerd in medisch wetenschappelijke literatuur.